5. HET MIDWINTER RITUEEL  –  DE GEBEDSHAL 2

.

Voor alleen lezen: blijf op deze site.

Wil je lezen én luisteren ga dan naar:

De Wijze is ‘wu-wei’.

Hij onderwijst zonder woorden.

Niets ter wereld kan dat evenaren.

.

Aldus wordt gezegd in vers 43 van de Daodejing.

In de Taoïstische filosofie staat het begrip: lege kern centraal. Dat is een ‘niet-iets’ omdat het niet meebeweegt met de dynamiek van Yin en Yang.

De Alomtegenwoordigheid van Tao en Teh is eigenlijk niets; we noemen dit ‘een leegte’. Juist hierdoor zijn alle punten in de tijd en de ruimte bezield door de werking die van Tao uitgaat: de Teh. Bezield houdt in dat de kracht van de Teh de dingen doordringt.

De Zoon des Hemels, was zich hiervan bewust en leefde er naar vanuit wu wei. Zijn midwinterritueel hield in: ‘de leer zonder woorden’.

Hij stond midden tussen Hemel en Aarde in om beide met elkaar te verbinden.

.

Het dak van de Gebedshal bestaat uit drie delen:

  • Het bovenste dak symboliseert de Hemel.
  • Het middelste de koning, (of de mens zoals deze is bedoeld).
  • Het onderste de Aarde.

Het dak is bekroond met een gouden bol, symbool voor de kracht van Tao die deze drie tot één maakt.

De daken zijn met blauw geglazuurde pannen bedekt. Deze symboliseren de werelden die vooraf gaan aan het tot leven wekken van ons universum.  Uit deze eenheid is alles voortgekomen en zal er ooit weer naar terugkeren.

.

Er zijn drie toegangen, ieder bereikbaar via één enkele trap die weer bestaat uit drie niveaus.

Symbolen hebben altijd meerdere betekenissen. In ons lichaam bevinden zich drie belangrijke centra, heiligdommen of werkplaatsen.

  • De onderste ervan is in het bekken gelegen  en symboliseert de Aarde.
  • De middelste bevindt zich in het hart waar Tao is.
  • De derde Tempel is gelegen in ons hoofd en staat voor de Hemel.

Wanneer de Zoon des Hemels de Gebedshal betreedt, brengt hij offers voor het zuiveren van deze drie werkplaatsen in zijn volk.

.

Laten we nu de Gebedshal betreden. Daarbij is echter enige oplettendheid geboden. De deuropening van taoïstische Tempels heeft een hoge dorpel. De profane mens – hij die zichzelf nog in het midden plaatst –  mag er alleen vanaf een van de twee zijkanten overheen stappen. Alleen de Zoon des Hemels mag dat vanaf het midden, want hij leeft bewust vanuit Tao in het Midden.

Eenmaal binnen vallen de overweldigende hoeveelheid pilaren op: achtentwintig in totaal. Ze staan in drie rijen rondom het midden. Iedere rij heeft een eigen betekenis, maar alle pilaren bij elkaar symboliseren de achtentwintig fasen van de maan.

De Gebedshal is aan de Aarde gewijd.

Doordat de aardas schuin staat bestaan er vier seizoenen: lente, zomer, herfst en winter.

Vier enorme oranje kleurige zuilen – symbool voor de Aarde – dragen het koepelvormige dak dat de Hemel verzinnebeeldt. Deze zuilen zijn met natuurmotieven versierd en staan voor de vier seizoenen.

De wanden en balken in Taoïstische Tempels zijn doorgaans rijk gedecoreerd met kleurrijke geometrische motieven.

  • Rondom de vier middelste pilaren staat een kring van twaalf rode pilaren. Deze drukken de twaalf maanden van het jaar uit, maar ze worden ook wel gezien als symbool voor de twaalf tekens van de zodiak.
  • Om deze twaalf staat opnieuw een kring van twaalf pilaren, deze staan voor symboliseren de twaalf uren van het etmaal. Een Chinees ‘uur’ bestaat uit twee uren zoals wij die kennen. Het ene staat onder invloed van Yin en de ander staat onder dat van Yang.

Hoewel op aarde alles tweevoudig van aard is, wordt de aarde in het Taoïsme toch zeer hoog geacht, want alles is uit Tao voortgekomen. Hetzelfde geldt voor het feit dat alles hier van tijdelijke aard is. De aarde heeft haar eigenheid en wat deze inhoudt is voor ons een groot mysterie dat we echter hebben te respecteren.

In vers 29 van de Daodejing zegt Lao Zi hierover het volgende:

.

.

Wie het aardrijk probeert te grijpen

en daarvoor een daad wil stellen,

ik zie dat ze hiermee eenvoudigweg niet zullen slagen.

De wereld is heilig gerei.

Aan het meest bezielde gerei mag geen daad gesteld worden.

Wie een daad stelt, bederft het.

Wie haar vasthoudt, verliest haar.

.

De heiligheid van de Aarde wordt uitgedrukt in de Gebedshal. Het dak dat aan de buitenzijde gezien uit drie delen bestaat, vormt aan de binnenkant één geheel. Daarmee wordt uitgedrukt dat Hemel, Koning en Mens door het gaan van de Weg, één zullen worden.

Het dak wordt ondersteund door de vier oranje gekleurde middelste pilaren. Deze vormen tezamen een vierkant, symbool voor de Aarde.

De Weg vindt hier op aarde een stevig fundament.

De cirkel in het midden van het dak symboliseert Tao die in alles in het Midden is.

De rijke versieringen daaromheen kunnen we zien als de vele ontwikkelingen die van Tao uitgaan. Deze monden uiteindelijk uit in de wereld van de tienduizend dingen. Onze aarde met haar twaalfvoudigheid van maanden en uren, maakt daar deel van uit. Dit alles wordt in de Gebedshal uitgedrukt.

De vloer van de Gebedshal is betegeld. Precies in het midden ligt een ronde tegel. Daaromheen liggen twaalf kringen van stenen. Iedere kring bestaat uit een veelvoud van negen stenen. Negen als symbool van de allerhoogste heiligheid. Dat is een getuigenis van de verheven aard van zowel onze Aarde als van ons mensen. Wij zijn weliswaar geen doel, maar wel een geheiligd middel op de Weg tot in Tao.

Precies achter de middelste steen ligt een platform. Daarop bevindt zich een Altaar.

Hierop brengt de Zoon des Hemels zijn offer voor zijn volk.

Hij bidt voor hen opdat de ruimte die tussen hen en Tao is ‘leeg’ zal worden, opdat deze gevuld wordt met de kracht die nooit verloren gaat.

Deze kracht is universeel, is niet aan tijd, cultuur of plaats gebonden. De landen rond de evenaar kennen geen seizoenen, dus ook geen midwinter. Maar ieder mens die zijn hart zuivert van zijn vele ego-begeerten, schept de voorwaarden waarin het Hart in het hart kan resoneren in andere harten, ongeacht waar hij zich op aarde bevindt.

Deze arbeid wordt door vele mensen over de hele wereld verricht. Hierdoor ontstaat een fijnmazig netwerk dat de gehele aarde omspant, met op de kruispunten ervan stille lichten die altijd stralen. Dit helpt anderen om ook de Weg te gaan.

Zo zal ooit ieder mens, en de gehele aarde  getransmuteerd worden.

.

.

Tot besluit enkele regels uit vers 32 van de Daodejing.

.

Wanneer een vorst in staat is Tao te bewaren,

zouden alle wezens zich spontaan onderwerpen.

Hemel en Aarde zouden zich verenigen,

en een zoete dauw doen neerdalen.

Als vanzelf’ zou het volk daarin delen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *