TAO EN HET THOMAS EVANGELIE

LEZING GEHOUDEN OP HET SYMPOSION: “MENS OP HET KRUISPUNT TUSSEN TIJD EN EEUWIGHEID” RENOVA, ZONDAG 17 OKTOBER 2021.

.

.

Het is opmerkelijk dat in de geschriften van verschillende spirituele tradities vaak dezelfde thema’s ter sprake komen. Deze hebben een waarde die eeuwen overspant en staat los van verschillen in cultuur.  Maar dat niet alleen: zij hebben ons tot op de dag van vandaag iets van groot belang te zeggen.

Dit is onder meer het geval bij vers 28 van de Daodejing en logion 22 van het Thomas evangelie.

De Daodejing stamt uit ongeveer 600 jaar voor onze jaartelling; het Thomas evangelie wordt ongeveer 800 jaar later gedateerd.

.

Thomas Evangelie, gedeelte uit logion 22

Jezus zag kleine kinderen die gezoogd werden.

Hij zei tot zijn discipelen:

‘Deze zuigende kleintjes zijn te vergelijken met hen die naar het Rijk gaan’. . . .

 Jezus zei hun:

 ‘Als ge van twee één zult maken . . . .  dan zult gij het Rijk binnengaan’.

Daodejing, eerste couplet van vers 28

Ken het mannelijke,

bewaar het vrouwelijke:

dan word je een dal voor Al-onder-de-hemel.

Wie een dal is voor Al-onder-de-hemel,

in hem sijpelt de permanente Teh niet weg.

Hij zal terugkeren naar de toestand van het pasgeboren kind

.

Eén wijsheid, verbonden met twee verschillende tradities.

Twee dezelfde thema’s:

  • Het één maken van de twee.
  • Als een pasgeborene worden.

Mij is gevraagd om vandaag over het taoïsme te spreken, daarom zal ik deze twee thema’s vanuit de taoïstische visie proberen toe te lichten.

.

.

Wij leven in een wereld waarin de tijd een belangrijke rol speelt.

Maar daarachter ligt de diepte van de eeuwigheid; van het tijdloze.

Beide zijn met ons verbonden.

Om beter te begrijpen wat ons dit te zeggen heeft gaan we in gedachten terug naar het verleden. We gaan zo ver terug dat we zowel de tijd achter ons laten, alsook de ruimte en de wereld van vormen. En verder nog, door ongekende velden van bestaan, tot uiteindelijk alleen nog het grote mysterie rest dat  ‘Tao’ genoemd wordt.

Wat Tao is, weet niemand.

Tao is niet iets dat we kennen, kunnen weten, berekenen, of ons voor kunnen stellen.

Tao is Niets.

Maar uit Niets zijn alle ietsen voortgekomen.

Tao is alomtegenwoordig, is dus ook in ons. We drukken dit symbolisch uit door te zeggen dat er in ons hart een vonk van het mysterie ligt.

In taoïstische schilderingen wordt het mysterie uitgedrukt door de lege ruimte.

.

.

Van het mysterie gaat een kracht uit, de Teh genaamd.

Tao is en blijft altijd in het verborgene.

De Teh daarentegen manifesteert zich.

De kracht van de Teh is creatief.

Deze wekt ‘het Ene’ tot leven.

In het Ene is een oer-baarmoeder.

Deze is gevuld met ontelbaar vele energie-concentraties.

Nu vraagt u zich wellicht af: wat heeft dit met mij te maken?

Maar in deze energie-concentraties liggen oerbeelden van alles wat ooit tot leven gewekt zal worden. Daar is ook het oer-beeld van de Mens zoals wij ten diepste zijn bedoeld.

We zouden het kunnen vergelijken met de tekeningen van gebouwen die ooit werkelijkheid zullen worden.

Alle energieconcentraties vormen met elkaar één onvoorstelbaar groot veld van volkomen Eenheid.

In de energie-concentraties bevindt zich naast het oerbeeld, ook een vormbeginsel.

Dat houdt in dat door de dynamische werking van de Teh, de Ene energie zich geleidelijk als materie gaat uitdrukken.

Dit is niet langer meer alleen een diepe wijsheid van het taoïsme, want in onze tijd zeggen natuurkundigen dat er oervormen zijn die zich na de oerknal als materie ontplooien. Het gaat om een oer-energie die zó complex is dat we ons er geen voorstelling van kunnen maken. Energie kan zich als materie uitdrukken doordat ín de oer- energie een vormbeginsel ligt, dat ligt dus in de energie en niet erbuiten.[1]


[1] Lees hierover meer in ‘Quantum, de oerknal en God’ van Maarten van Buuren en in de werken van natuurkundige Carlo Rovelli.

.

.

De dynamische kracht van de Teh gaat verder: zij wekt ‘de Twee’ tot leven.

De Ene energie uit de oer-baarmoeder gaat zich op twee manieren uitdrukken: als Yang- en als Yin- energie.

Yang-energie is scheppend, naar buiten gericht.

Yin-energie is ontvangend, naar binnen gericht.

Yin-Yang is geen ding, maar de uitdrukking van een dynamisch proces.

De Yin-Yang-energieën gaan de blauwdruk die in de oerbeelden ligt vorm geven.

Maar eerst vindt iets plaats dat van cruciaal belang is:

de Twee wenden zich tot Tao die in het Midden is.

Dit Midden is ‘leeg’, want Tao is ‘niets’.

De Twee – die al wél iets zijn –  worden Een met het ‘niets’.

Deze eenheid vormt de basis waarop verdere ontwikkelingen mogelijk zijn. De Teh werkt nu samen met Yin-Yang en hieruit wordt de kosmos tot leven gewekt, vervolgens onze microkosmos en uiteindelijk wij mensen.

Alle dynamische werkingen van de Teh vinden hun weerslag in onszelf, opdat ons oerbeeld zich verder kan ontwikkelen, want de mens zoals we nu zijn is nog niet ‘af’. We zetten even een enorme stap en komen uit bij het begin van ons leven. Daar zien we hoe Yin en Yang werken op basis van Tao in het Midden.

.

.

Ons leven begint met het samensmelten van de eicel en zaadcel van twee sterfelijke mensen. Daaruit ontwikkelt zich een embryo. 

Al aan het begin van de tweede week klopt er in het embryo een hart.

Het hart  is gevuld met bloed. Door de energie van het naar buiten gerichte Yang trekt de hartspier zich samen, het bloed wordt naar buiten in de slagader gepompt.

Het hart is dan leeg; en een fractie van een seconde is er niets.

Door de energie van het naar binnen gerichte Yin stroomt vervolgens nieuw bloed het hart binnen.

Wanneer het hart helemaal gevuld is, is er opnieuw heel even niets.

Vervolgens wordt de hele cyclus herhaald.

In dit niets dat tussen Yin en Yang in ligt, openbaart zich de werking van Tao die in het Midden is.

Wij Rozenkruisers noemen het ‘de Roos’,

Het taoïsme spreekt over het ‘De verborgen schat in het hart’.

In het hart van het ongeboren kind is – als vanzelf – een verbinding met de oorsprong van het leven: het ene, onveranderlijke niet-iets. Het ongeboren kind leeft als in een ‘hemelse’ situatie: in verbinding met de Twee die Een zijn in Tao.

.

.

Hierin komt verandering bij de geboorte: op het moment van de eerste ademhaling.

Vanaf dan wordt de drie-eenheid in zijn hart volledig vermengd met de kracht van deze wereld.

De eerste kreet is ook de eerste zelfstandige actie van de baby. Door te ademen geeft hij blijk van zijn levenswil. Bij iedere ademhaling stroomt er steeds meer energie van deze wereld in de pasgeborene. Hierdoor ontwikkelt zich stapsgewijs een ‘ik’.

Maar hoe meer onze persoon zich ontwikkelt, hoe verder weg de eenheid in het hart zich van hem lijkt te verwijderen.

Ieder mens plaatst zichzelf in het midden.

Alle gebeurtenissen in de wereld lijken zich immers rondom onze persoon af te spelen.

Maar ook binnenin onszelf gebeurt van alles: er komen voortdurend allerlei gedachten in ons op, zowel aangename als akelige; en daar reageren we op.

We worden vaak overweldigd door emoties, zowel prettige als verdrietige. Deze kunnen ons overweldigen en zelfs uit balans brengen.

Of we worden meegesleurd door diverse begeerten die verheven of wel verdorven van aard kunnen zijn.

En vanuit dit alles handelen we. Ons eigenbelang staat daarbij centraal. Of het belang van dat waarmee we ons verbonden weten: onze familie, carrière, politieke of religieuze overtuigingen.

.

.

Om in dit alles enige orde aan te brengen, verdelen we onbewust de dingen in twee delen: goede en slechte. 

Het ene trekken we naar ons toe en het andere duwen we van ons af.

Dat heeft grote gevolgen voor de werking van het Yin en het Yang in ons.

De dingen zijn zelf nooit helemaal Yin of Yang, nooit óf mannelijk of vrouwelijk. Yin draagt altijd de kern van Yang in zich en andersom. Er zitten dan ook altijd twee kanten aan ieder iets. Dat wat wij zien als ‘goed’ of ‘kwaad’ is nooit absoluut, want het is altijd maar de helft van het geheel.

De Twee zijn Eén met Tao in het midden.

De Twee worden door ons tot twee los van elkaar staande krachten gemaakt, maar nu met onszelf in het midden.

Dat kost ons veel energie; een mens leeft dan ook maar relatief kort.

Maar dit scheiden gaat vooral in tegen het Oerbeeld van hoe wij als Mens zijn bedoeld.

.

.

In vers 28 van de Daodejing wordt ons dan ook het volgende voorgehouden:

Ken het mannelijke, bewaar het vrouwelijke’.

Jezus zegt in het Thomas evangelie:

Maak de Twee tot Eén . . . dan zult ge het Rijk binnengaan’.

.

Hiermee wordt gedoeld op het naar buiten gerichte, het gevende Yang,  en het naar binnen gerichte, ontvangende Yin, op de Twee dus. Zij zijn op de volgende wijze werkzaam:

  1. De Twee zijn in eenheid verbonden en werken ook als eenheid.
  2. Daarbij stellen ze zichzelf niet in het centraal, maar wenden zich tot Tao in het lege Midden.
  3. De Kracht die van Tao uitgaat – de Teh –  maakt de Twee één met Tao.

Om het mogelijk te maken dat in ons de Twee tot Eén gemaakt worden, hebben wij de Twee na te volgen.

Dit begint met ons ‘ik’ minder centraal te stellen. Dat ‘doen’ we door ons tot Tao te wenden die in het lege Midden van ons hart is. Daar komt dan als vanzelf uit voort dat we de dingen steeds minder van elkaar scheiden. Hierdoor veranderen we.

Het eerste couplet van Daodejing 28 krijgt nu een diepere betekenis.

Ken het mannelijke, behoudt het vrouwelijke

en je wordt tot een dal voor ‘Al-onder-de-hemel’.

Wie een dal is voor Al-onder-de-hemel,

in hem sijpelt de permanente Teh niet weg.

Hij zal terugkeren naar de toestand van het pasgeboren kind.

Het mannelijke kunnen we zien als onze persoon. Deze is nodig in het hele proces. Als aardse mens zijn we als de wanden van een dal: stevig en solide opdat het gevuld kan worden met water.

Tao-Teh wordt in de Daodejing vaak vergeleken met water, met het ontvankelijke, het vrouwelijke.

Het dal kan alles ontvangen wanneer het ‘leeg’ is. Het zoekt het water niet op, het water stort zich ‘als vanzelf’ in het dal. Door als een dal te zijn verspillen we geen levenskracht, maar ontvangen de mogelijkheid, én de energie, om werkelijk Mens te worden.

.

.

Het dal is leeg wanneer we het niet vullen met ons ‘ik’. Daarvoor is zelfkennis nodig. Zelfkennis komt voort uit een hoog bewustzijn.

Op het eerste gezicht lijkt dit in strijd met wat in het Thomas evangelie wordt gezegd:

‘Deze zuigende kleintjes zijn te vergelijken met hen die naar het Rijk gaan’. . . .

en ook met wat in de Daodejing 28 wordt gezegd:

Hij zal terugkeren naar de toestand van het pasgeboren kind.

Een pasgeborene heeft nog geen ‘ik’, want dat moet zich nog ontwikkelen. Maar tijdens zijn verblijf in de baarmoeder, is hij met iedere hartenklop verbonden met de Twee die Eén zijn met Tao in het Midden.

Pas wanneer zich een ‘ik’ heeft ontwikkeld, kunnen wij er bewust aan meewerken om onszelf niet in het midden te plaatsen. Dat doen we door ons keer op keer tot Tao te wenden in ons hart. Dan worden we uiteindelijk ‘zonder ik’ zoals de pasgeborene die verbonden is met het mysterie.

Toch is er een fundamenteel verschil tussen een pasgeborene en een mens die Tao in het midden plaatst.

De pasgeborene staat op de drempel van een leven in de wereld van tijdelijke dingen. Hij is geboren uit vlees en bloed. Hij gaat een persoonlijkheid ontwikkelen.

De mens die Tao in het midden plaatst staat op de drempel van een wedergeboorte uit Water en Vuur. Zijn persoonlijkheid transmuteert, opdat een nieuw Mens zich kan gaan ontwikkelen.

Hij vertegenwoordigt de kiem die als energie-concentratie in de oer-baarmoeder ligt.

Daarin ligt – als ingevouwen – een ontwikkelingsweg. Daarop hebben wij als de mens die we nu zijn, nog maar enkele stappen gezet.

Maar iedere hartenklop in ons is als een herinnering aan het mysterie waarmee wij verbonden zijn.

Want wij staan letterlijk tussen tijd en eeuwigheid.

.

.

p.s. Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe blogs, vul dan hieronder je e-mail adres in. Dit is niet zichtbaar voor bezoekers van deze site.

  4 Replies to “TAO EN HET THOMAS EVANGELIE”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *